navelstreng

Jongste is weg. Anderhalve dag en een hele nacht.

Hij is op kamp. Zonder mij en zonder zijn vader maar met zijn klasgenoten, de ouders van klasgenoten, zijn juffen en Suus. Met zijn mega grote weekend tas waarvan ik niet eens zeker weet of hij hem uit de auto getild krijgt, laat staan het kamphuis in gerold krijgt. We hebben samen de tas ingepakt, samen hebben we de slaapzak geprobeerd want zo’n ding had hij nog nooit van zijn leven gezien.

Wat had hij er een zin in. Hij vond het leuk en spannend tegelijk en vond zichzelf een echt “kampkind”.  Een term bedacht door oudste die de laatste dagen steeds vertelde over zijn ervaringen met kamp. Wel leuk voor anderen zei hij maar hij, hij was gewoon geen “kampkind”.

Ik zwaaide jongste nog na vanmorgen maar hij zag me niet meer staan. Het was zo druk in de klas en in de auto’s, er moest zoveel tegelijk met zoveel mensen en kinderen. Hij was niet met zijn moeder bezig maar met Kamp, het spannendste maar ook leukste ding van het jaar. Hij is vanavond geluidsman op de bonte avond, geen idee of hij weet wat dat is maar iets met muziek kon hij me vertellen en met knopjes. En oh ja, Suus en hij doen ook iets. Buurman en Buurman. Flink geoefend, bijpassende muziek en pakjes inclusief mutsen. Succes verzekerd.

Hij is nog maar net weg en we moeten het nog zien maar het lijkt nu al een succesverhaal. En dat is het ook want als moeder van een kind met een beperking waarbij niets vanzelf of zonder slag en stoot gaat is het natuurlijk geweldig om te zien dat haar kind zo organisch in de groep mee beweegt en met zo’n positieve instelling mee gaat op kamp. Alleen….

Je voelt hem waarschijnlijk al aankomen. Voor mij is het een ander verhaal. Want hoewel het heel fijn is om een middagje en avondje alleen met man en oudste te zijn zonder 24/7 alert te hoeven zijn, toch ben ik niet zo zorgeloos als dat ik zou willen/kunnen zijn. Want hoe moet dat dan met hem? Dat is de vraag die me al weken bezighoudt. Met een licht misselijkmakend weeïg gevoel in mijn buik denk ik aan de dingen die allemaal kunnen gebeuren. Hoe ik me ook probeer te bedwingen het gaat niet weg. Ik vraag me continue hetzelfde af:

  • Wat als hij daar weg loopt zoals hij hier ook wel eens doet ?
  • Wat als er teken zijn en hij gebeten wordt en niemand het ziet?
  • Wat als het te warm of te nat is?
  • Wat als hij dorst heeft en er is geen drinken beschikbaar althans niet direct?
  • Wat als hij niet doorslaapt zoals thuis en alle kinderen wakker maakt?
  • Wat als het hem zoals eigenlijk altijd niet lukt zijn billen goed te poetsen, weet hij dan wel hoe zij zich moet wassen?
  • Wat als hij uit zijn stapelbed valt, hij wat water wil en zijn mama er niet is?
  • Wat als hij eng heeft gedroomd en zijn mama hem niet kan troosten?
  • Wat als, wat als………

De eerste zorgelijke gedachte kwam tegelijk met de eerste kampbrief die ze mee naar huis kregen. Mijn man en ik bespraken meteen hoe we het zouden doen, dat kamp. Mijn man zou de woensdag wel voor zijn rekening nemen en ik de dinsdag. Het was voor ons vanzelfsprekend om er bij te zijn omdat we de juffen het toch niet aan konden doen dat zij op kamp moesten gaan met zo’n  handenbinder. Dus in het eerstvolgende overleg met school gooiden we het in de groep en vroegen naar wat een handige werkverdeling zou zijn. Maar tijdens het overleg werd het gelijk duidelijk: wij konden er gewoon beter niet bij zijn. De juffen zagen het namelijk toch echt anders. Als 1 van ons er bij zou zijn zou jongste de hele tijd met ons willen optrekken en dat was niet het idee van het kamp. En zo spannend was het toch allemaal niet? En als het echt niet zou gaan dan zouden we hem gewoon mogen ophalen.

Ok, ok, ok. Er ging van alles door me heen en ik moest de juffen eigenlijk ook wel gelijk geven maar ik voelde geen opluchting.  Maar waarom niet zul je je afvragen? Het is toch heerlijk dat school zo’n positieve instelling heeft?

Sinds kort weet ik het. Ik maak me zorgen om hem omdat jongste in mijn hoofd namelijk nog mijn baby is. Ook al is er helemaal niets baby-achtigs meer aan dat grote kind met dat grote lijf,  toch zit hij zo in mijn hoofd. Vanaf zijn geboorte heb ik me voorgenomen er altijd voor hem te zijn. Het is een bijzonder kind en hij is bij mij geboren dus heeft hij mij nodig. En heb ik me in mijn hoofd geprent dat mijn leven in het teken van zijn leven staat.

Maar daarbij heb ik me niet bedacht dat zelfs dit jongetje zich moet gaan losmaken. Van mij en van zijn vader. Dat hij, ook al verloopt het allemaal wat anders, ook een ontwikkeling naar zelfstandigheid doormaakt, sterker nog moet doormaken.

Iets in mij houdt hem, ook al kan hij veel al lang al zelf, te stevig vast. Symbiose is mooi maar de navelstreng moet los. En dan kan ik hem anders gaan vasthouden. Hij is er aan toe. Nu ik nog…..

6 comments

Geef een reactie