uit de kast

Een paar jaar geleden besloot ik na een grondige- en diepgaande analyse van mijn onoverzichtelijke garderobe dat ik eigenlijk een winter- en een zomergarderobe had. Toen ik me dat realiseerde bedacht ik me nog meer maar vooral dat ik die garderobes het beste gescheiden in kasten kon opbergen. Goed voor het overzicht en zodra het mooier- of juist minder mooi weer werd kon ik de ene garderobe voor de andere inruilen. Ik vroeg me af waarom ik dat in al die jaren nog nooit eerder had gedaan.

Nu zul je in het meest positieve geval denken: “what’s new”? of in het minst positieve:  “is er een steekje bij haar los”?maar voor mij was het een groot verwonderpunt. Mijn moeder had het altijd wel gedaan, gescheiden garderobes aanhouden maar zoals een “goed puberend kind” betaamd vond ik altijd alles wat mijn ouders hadden geregeld en georganiseerd in hun huishouden jarenlang standaard erg burgerlijk en dus op voorhand niet de moeite waard om over na te denken. Daarnaast is het organiseren van mijn spullen niet een kernkwaliteit dus ook na mijn pubertijd heb ik niet aan gescheiden garderobes gedaan. En dat ging eigenlijk jarenlang best goed als je geen waarde hecht aan overzicht.

Maar een paar jaar geleden bedacht ik me, de chaos overziend, dat ik dat toch maar beter wel had kunnen doen. Want door het aannemen en aanhouden van het voorgenoemde puberstandpunt had ik, wist ik nu, dus ook de goeie dingen gelaten voor wat ze waren zoals dus het houden van een zomer- en winter garderobe.

In alle eerlijkheid: die gescheiden winter- en zomergarderobe was eigenlijk eerder niet nodig geweest omdat ik nooit eerder daarvoor zoveel kleding had gehad. En die hoeveelheid kleding had ik niet uit luxe maar uit noodzaak. En dat op zich is natuurlijk voor de gemiddelde vrouw geen echte gevaar zettende situatie maar voor mij inmiddels wel. Mijn kledingvoorraad was namelijk zo uitgedijd doordat ik grossierde en nog steeds grossier in verschillende maten kleding passend bij een steeds weer wisselend lichaamsgewicht. In zomer- en wintervarianten.

Ik val maar met de deur in huis: Ik heb nooit een gezonde relatie gehad met eten. Veel eten/snoepen werkte voor mij altijd goed om als demper, susser of beloning in te zetten. Of ik overat me om mezelf om iets of iemand te straffen of juist om iets te vieren of ik at of ik at niet als compensatie voor geleden verdriet.

Ik ben zoals je zult begrijpen een echte emotie eter. Maar heel lang zag je dat niet terug in mijn gewicht. De rek zat er nog goed in. En in mijn kledingvoorraad gelukkig ook.  En toen de rek er uitraakte en ik zag dat ik te veel kleding of juist te weinig ruimte kreeg merkte ik dat je een kast ook weer snel kan sluiten en net kan doen alsof er niets aan de hand is. Een struisvogel is er niets bij….

Toen ik nog een kind was was ik lang en dun. Maar toen ik richting pubertijd ging en daarna ging studeren werd ik iets ronder en raakte ik qua lichaam proportioneel meer in balans. Helaas was dat alleen uiterlijke schijn want van binnen was ik een onzeker en wiebelig klein meisje. Ik was krampachtig op zoek naar bevestiging en controle. Maar niemand die dat zag. Daar zorgde ik wel voor. Ik vermande me, ging door en deed mijn best. Mijn best om in het keurslijf te blijven passen…

Maar omdat ik nu het stadium voorbij ben van het in een keurslijf zitten heb ik besloten om in mijn blog “uit de kast” te komen over mijn relatie met eten. En hoe het zo gekomen is dat ik mijn kastdeuren bijna niet meer dicht krijg terwijl ik het liefst mijn kop in het zand wil blijven steken.

Nu doe ik na dit mini inkijkje mijn deuren weer snel dicht en ik beloof:

dit wordt vervolgd……

2 comments

Geef een reactie