Een paar jaar geleden besloot ik om open te zijn over wat ik allemaal meemaak. Over hoe ik me voel(de) en over wat ik met mijn bijzonder bijzondere kinderen meemaak(te).
Niet om mezelf in de etalage te zetten of om als een soort kermisattractie bekeken te worden. En ook niet om aandacht te genereren voor mezelf. Nee, ik wilde delen met anderen wat ik had meegemaakt om anderen herkenning te laten vinden in mijn verhalen en om bepaalde taboes te doorbreken. De jaren daarvoor had ik mijn kaken stijf op elkaar gehouden over, onder andere, mijn psychische klachten omdat ik enorm bang was om door de mand te vallen. Dat men zou weten dat ik niet zo’n sterke vrouw was als dat ik er uit zag.
Dat dat niet werkte voor mijn herstel, en ik daardoor juist echt door de mand viel en zelfs de bodem te bereiken, daar kwam ik pas later achter. Maar vanaf het moment dat ik echt aan mijn herstel ging werken besloot ik; ik wil open zijn!
Bij het open zijn was en is de vraag echter steeds: hoe open kun je zijn zonder er zelf aan onder door te gaan? Als het risico van iets niet vertellen kan zijn dat je door de mand valt, wat is dan het risico van iets wel vertellen? Want dat is er ook. Dat weet ik inmiddels ook. En hoeveel kun je zelf incasseren en hoeveel beter word je daar dan weer van? En als het soms zo veel kruim kost, waarom ga je er dan mee door?
Er zijn namelijk mensen, en je herkent ze soms niet van te voren, die veel en vaak iets vinden van iets. Met vaak een grote stelligheid. En dat “stellige vinden” en de daaruit voortkomende vragen of opmerkingen geven mij vaak (figuurlijk) een enorme dreun in mijn gezicht.
Pijnlijk vaak weten we dat de verbeelding van het menselijk denken op de loop kan gaan met verhalen uit de psychiatrie. Mensen hebben nog regelmatig beelden in hun hoofd over wat dat dan is, wat je ze vertelt, over bijvoorbeeld de psychiatrie. En terwijl je het ze nog eens duidelijk vertelt, zie je al dat ze het zich niet kunnen voorstellen dat JIJ daar dan mee te maken hebt gehad.
Want sommige mensen denken namelijk bij de term “psychiatrie” meteen aan dat je vooral zichtbaar “gek moet zijn” en “verward moet doen”. Er wordt gedacht aan instituten en een enkeling ziet gelijk beelden uit de film One flew over the cuckoo’s nest. Witte jassen en nog veel meer. Daar wil je niet zijn en dat wil je niet zijn. Meent men. Maar, ik, ik was daar dan ook niet en dat ben ik niet. Ik was/ben niet die beelden. En ook al was ik dat en daar wel, wat maakt het uit? Ik BEN niet de psychiatrie. Niemand is de psychiatrie. Ik ben nog steeds mezelf. Net zoals iedereen.
Er zijn ook mensen die denken bij de term “psychiatrie” dat je dan een burn out moet hebben gehad. En bij depressie denken ze aan een beetje sip zijn en jezelf misschien niet kunnen herpakken. Bij ADHD denken mensen meteen in drukte, aan teveel suiker eten, aan ouders die geen grenzen stellen, aan een modeverschijnsel. En oh ja, bij autisme denkt men aan dat iedereen wel een beetje autistisch is, toch?
Mensen gaan in hun denken vaak uit van stigma’s, het zogenaamde stigmadenken. En als jij dan datgene vertelt waar jij voor hebt gekozen om open over te zijn, dan hebben mensen het vaak nodig om uitgangspunten te hebben die ze kennen. Omdat het anders is dan anders. Zij hebben ook houvast nodig. Ze vinden er vaak iets van en proberen te “helpen” door te kaderen. Ze weten er iets over omdat een kennis of buurvrouw HET ook heeft gehad. Denken ze. En daarom mogen zij dat aan jou vertellen, om te helpen. Op hun manier. Goedbedoeld maar vaak ongenuanceerd.
En het is mijn ervaring dat dat mij juist niet helpt maar juist ontregelt. Integendeel, het maakt het pijnlijker en moeilijker om mee om te gaan. Maar ik wil leren om te incasseren. Onder het mom van wie A zegt moet ook B zeggen. Je kunt mensen namelijk niet verbieden iets ergens van te vinden. Je kunt anderen ook niet veranderen. Gelukkig maar. Je kunt dus alleen je eigen reactie bepalen en als je het aankunt, kun je jezelf veranderen en heel misschien je omgeving, een klein beetje.
Afgelopen week zag ik onze mooie koningin Maxima worstelen met haar verdriet. Maar waar ze niet mee worstelde was haar openheid. Haar openheid over haar kleine zusje die jarenlang kampte met depressies en het niet meer aankon, het leven. In de berichtgeving over haar zusje had ze samen met haar man besloten open te zijn. En daarmee doorbrak ze een taboe.
En die mooie sterke Maxima sterkt mij weer om verder te gaan met waar ik mee was begonnen. En ik leer er van dat openheid ook mooie reacties teweeg kan brengen en dat stemt hoopvol. Omdat het zo helpend is voor mensen die het betreft of die er mee te maken hebben.
Ik wil open zijn en blijven, dat staat vast. Kan ik het leren om te incasseren? Alleen de tijd zal het leren.