De IQ- test

Jongste gaat in september van dit jaar naar “de Middelbare” en daarom was het nodig dat er een IQ-test bij hem werd afgenomen. Wij mochten mee naar de gedragsdeskundige om hem te begeleiden en om een aantal vragenlijsten in te vullen. We dachten daar niets nieuws te gaan horen maar voor de formaliteit deden we wat men van ons verwachtte.

Het “clowntje” in Jongste ging meteen aan toen hij de alleraardigste gedragsdeskundige zag. Grappend en grollend liep hij met haar mee om allerhande tests te gaan doen die naar zijn zeggen “gingen laten zien hoe slim hij wel niet was”.

Het testen ging echter niet echt van een leien dakje. Met alleen grapjes maken kom je er namelijk niet met zo’n IQ- test dus de frustratie bleek er al snel vanaf te druipen bij Jongste. Hij bleek zelfs regelmatig stampvoetend een van frustratie “ik weet het echt niet” gegromd te hebben.

Er stond zo’n 1,5 uur voor de test maar Jongste bleef langer weg. Het was nogal ingewikkeld geweest voor de testmedewerker om hem te laten doen wat hij minimaal had moeten doen door zijn slechte concentratie en vermoeidheid. Na de test stond het huilen Jongste dan ook nader dan het lachen. Hij was kapot van het harde werken en in stilte gingen we naar huis. Die verdere dag lieten we hem maar een beetje bijkomen van de noeste arbeid…..

Drie weken later gingen we terug voor de nabespreking van het onderzoek. Het was de gedragsdeskundige opgevallen hoe talig Jongste was en dat hij deze taligheid vooral uitte in de vorm van grapjes en woordspelingen. Daarnaast was het haar opgevallen hoe moeilijk het voor Jongste was geweest om zich te concentreren op de uit te voeren taken en had hij regelmatig nadere uitleg nodig gehad om een beetje te kunnen begrijpen wat er van hem werd verwacht.

Hij bleek uiteindelijk toch een voor een kind met Downsyndroom redelijke score te hebben op het gemiddelde IQ maar binnen dat gemiddelde zag men wel een heel disharmonisch profiel, wat betekent dat hij verbaal heel sterk is maar als het op uitvoeren aan komt, hij toch echt wel wat ondersteuning nodig heeft.

Wij herkenden ons helemaal in dat zgn. disharmonische profiel. Dit was wat we elke dag thuis zagen gebeuren. Voor ons ligt daarin een behoorlijke uitdaging want: wat kan je wel en wat kan je niet van hem vragen? Wanneer is het echt een “niet kunnen” en wanneer is het simpelweg gemakzucht?

De belangrijkste boodschap uit het onderzoek was dat wij en zijn omgeving hem niet moesten overschatten maar zeker ook niet moesten onderschatten.

In het onderschatten herkende ik veel bij mezelf. Ik denk vaak teveel in het hem met alles willen ondersteunen, je kan het soms zelfs misschien wel pamperen noemen, Terwijl hij bepaalde dingen toch echt best zelf zou kunnen lijkt het mij gemakshalve vaak beter en sneller als ik het voor hem doe. Nu ik had gehoord dat dit niet goed voor zijn ontwikkeling was, nam ik me voor om daar meer op te letten, hoewel het een uitdaging voor me zou zijn om het te herkennen.

Het bewijs van de onderschatting kreeg ik echter meteen thuis toen meneertje vroeg of ik voor hem even een glas water wilde halen omdat “ik hier toch de facilitair medewerker was en hij al zo hard had moeten werken”.

Dat glas water mocht hij dus meteen lekker zelf pakken. Dat kan hij namelijk heel erg goed zelf! Het onderzoek bleek toch meteen zijn vruchten af te werpen!

Voor mij dan.

Geef een reactie